Informatie voor u als trombosecliënt

Bij trombose wordt in een bloedvat een stolsel gevormd, zonder dat hiervoor een duidelijke reden is. Er is namelijk geen wond of gat in een bloedvat dat gedicht moet worden. Het stolsel zet zich vast aan de wand van een bloedvat en belemmert zo de bloedstroom. Bij trombose ontstaat dus op het verkeerde moment en op de verkeerde plaats bloedstolling in een bloedvat.

Hoe ontstaat trombose?
Bij trombose wordt in een bloedvat een stolsel gevormd, zonder dat hiervoor een duidelijke reden is. Er is namelijk geen wond of gat in een bloedvat dat gedicht moet worden. Het stolsel zet zich vast aan de wand van een bloedvat en belemmert zo de bloedstroom. Bij trombose ontstaat dus op het verkeerde moment en op de verkeerde plaats bloedstolling in een bloedvat.

Onder normale omstandigheden bestaat er evenwicht in het bloed. Dit zorgt ervoor dat bloedingen snel worden gestelpt en er geen onnodige bloedstolsels ontstaan. Maar soms raakt dit evenwicht verstoord, met trombose als gevolg. Trombose kan op drie manieren ontstaan:
  • Trombose kan ontstaan als de bloedvaten aan de binnenkant niet meer glad zijn. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij aderverkalking. Roken, een hoog cholesterolgehalte, suikerziekte en hoge bloeddruk spelen hierbij een belangrijke rol. De trombose treedt meestal op in de slagaders.
  • Trombose kan ook ontstaan als de bloedstroom vertraagd is. Langdurige bedrust of de periode tijdens en na een operatie kunnen leiden tot een vertraagde bloedstroom. Een trombose in een ader zoals een trombosebeen is een van de bekende gevolgen hiervan.
  • Tot slot kan een veranderde samenstelling van het bloed trombose veroorzaken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een te kort aan bepaalde stollingseiwitten of een teveel aan bloedcellen. In sommige families komt trombose vaker voor, omdat de samenstelling van de stollingsfactoren anders is. Ook hierbij treedt de trombose meestal in de aders op.

Vaak ontstaat trombose door een combinatie van deze factoren. In een enkel geval wordt geen oorzaak gevonden voor trombose.

Een normale stolling
Bij een verwonding kan een gat in een bloedvat ontstaan. Het bloed zorgt dan zelf voor het ontstaan van een stolsel om het gat in het bloedvat te dichten en te veel bloedverlies te voorkomen. Maar, het is erg belangrijk dat dit stollingsmechanisme alleen dáár werkt waar het nodig is. Bijvoorbeeld bij een verwonding aan de vinger mag niet de hele hand dichtstollen. Het stollingsmechanisme moet dus ook weer op tijd stoppen.

Bloedplaatjes en stollingseiwitten
De bloedstolling is een gecompliceerd en krachtig proces. Voor een goede stolling zijn bloedplaatjes (thrombocyten) en allerlei stollingseiwitten (stollingsfactoren) in het bloed noodzakelijk. De bloedplaatjes worden door het beenmerg gemaakt, de stollingseiwitten door de lever.

Stollingsmechanisme
Wanneer een bloedvat beschadigt raakt, komen er stoffen vrij uit de bloedvatwand. Deze geven een signaal aan de bloedplaatjes en stollingseiwitten, zodat ze actief worden. De actieve bloedplaatjes worden plakkerig en klonteren samen. Zo vormen ze een plaatjesprop.

De geactiveerde stollingseiwitten zetten een ingewikkelde keten in werking, waarbij ze weer allerlei andere stollingsfactoren activeren. Uiteindelijk leidt dit tot vorming van een vezelnetwerk (fibrinenetwerk) dat de plaatjesprop stevig en stabiel maakt. Dit bloedstolsel kan enkele weken bestaan. Ondertussen repareert het lichaam het beschadigde bloedvat en de omgeving. Daarnaast wordt de bloedstolling ook weer afgeremd, zodat het stolsel niet te groot wordt.

Trombose opruimen
Het lichaam lost een stolsel zelf op. Maar als er al trombose aanwezig is, kan dit juist leiden tot uitbreiding en verergering van de trombose. De antistollingsbehandeling zorgt ervoor dat de trombose niet uitbreidt. Zo kan het lichaam de trombose afbreken en opruimen.

Aders en slagaders?
Het hart pompt zuurstofrijk bloed (rood in de afbeelding) onder hoge druk door de slagaders (arteriëren) naar alle weefsels. Denk bijvoorbeeld aan organen als lever, nieren, spieren en huid. Deze weefsels hebben zuurstof nodig om hun taken uit te voeren. Zodra de weefsels het bloed hebben gebruikt, vervoeren de aders (venen) het zuurstofarme bloed (blauw in de afbeelding) weer naar de longen. Deze voorzien het bloed weer van zuurstof, waarop het hart het bloed opnieuw rondpompt.

  • Trombose in een ader heet diep veneuze trombose (DVT). Meestal gaat het om trombose in een been. Maar er kan ook op andere plekken in het lichaam trombose in een ader ontstaan, zoals in de arm, hersenen of buik.
  • Trombose in een slagader heet arteriële trombose. Dit kan voorkomen in bijvoorbeeld de slagaderen naar het hart of de hersenen.
  • Soms breekt een stukje van het stolsel af of raakt een stolsel in zijn geheel los van de vaatwand. Het wordt dan meegevoerd door het bloed en loopt vast zodra het bloedvat smaller wordt. Dit stuk stolsel heet een embolie. Wanneer een embolie vastloopt in een longbloedvat, heet dat een longembolie. In de hersenen heet dit een hersenembolie. Als het weefsel achter het vastgelopen stolsel geen bloed en zuurstof meer krijgt, sterft het af. Er ontstaat dan een long- of herseninfarct.

Trombose gerelateerde aandoeningen
Er zijn verschillende soorten aandoeningen waarvoor antistollingsmedicatie wordt voorgeschreven. De meest voorkomende aandoeningen zijn:
Uw huisarts of specialist bepaalt welke antistollingsmedicijn u krijgt. Sommige van deze middelen worden ook wel bloedverdunners genoemd. Dat is eigenlijk geen juiste benaming. Het bloed wordt niet dunner, maar het stolt minder snel. Er zijn vier soorten antistollingsmedicijnen.

Bloedplaatjesremmers
Bloedplaatjes zijn kleine cellen in het bloed, die bij een beschadiging plakken aan de wondranden en aan elkaar. Bloedplaatjesremmers remmen het plakkerig worden van de bloedplaatjes. Zo bemoeilijken ze de stolselvorming in het bloed. Deze medicijnen zijn het minst krachtig in het remmen van de stolling.

Soorten bloedplaatjesremmers:
  • Acetylsalicylzuur (Aspirine)
  • Carbasalaatcalcium (Ascal)
  • Dipyridamol (Persantin)
  • Clopidogrel (Plavix)
  • Prasugrel (Efient)

Bij het gebruik van bloedplaatjesremmers hoeft u niet te worden gemonitord door de trombosedienst.

Vitamine K antagonisten
Vitamine K-antagonisten zijn krachtige antistollingsmiddelen, die ook bekend staan als coumarines. In Nederland wordt Acenocoumarol of Fenprocoumon voorgeschreven. Buiten Nederland wordt vooral Warfarine als vitamine K-antagonist gebruikt.

Fenprocoumon wordt langzaam afgebroken in het lichaam, waardoor de hoeveelheid fenprocoumon in het bloed vrij stabiel is. Bij het vergeten van een dagdosering Fenprocoumon daalt de stollingswaarde (INR) niet of nauwelijks. Bij een te hoge stollingswaarde daalt deze langzaam bij een aangepaste dosering. Het kan dan nodig zijn om vitamine K in te nemen om de stollingswaarde sneller te laten zakken.

Acenocoumarol wordt snel afgebroken in het lichaam. Hierdoor kan de hoeveelheid Acenocoumarol in uw bloed snel dalen en kan uw stollingswaarde (INR) ook snel omlaag gaan. Het voordeel hiervan is dat een te hoge stollingswaarde snel aangepast kan worden door minder tabletjes te slikken. Een nadeel is dat als u vergeet uw tabletjes in te nemen, uw stollingswaarde snel te laag wordt. Bij regelmatig te lage of instabiele stollingswaarden, is het raadzaam over te stappen op Fenprocoumon.

Bij het gebruik van Acenocoumarol of Fenprocoumon wordt u gemonitord door de trombosedienst.

Heparines
Heparine remt een specifiek onderdeel van het stollingsproces in het bloed. Zo wordt het ontstaan van stolsels in het bloed bemoeilijkt. Een heparine-infuus wordt alleen in het ziekenhuis gebruikt. Heparine in de vorm van spuitjes kunnen ook voor thuis worden voorgeschreven. Soms is het nodig om voor een korte periode heparine spuitjes én een vitamine K antagonist te gebruiken.
Voorbeelden:
  • Heparine-infuus in het ziekenhuis
  • Nadroparine (Fraxiparine/Fraxodi) spuitjes
  • Dalteparine (Fragmin) spuitjes
  • Tinzaparine (Innohep) spuitjes

Bij het gebruik van de spuitjes alleen hoeft u niet te worden gemonitord door de trombosedienst.

NOAC's
Deze nieuwere antistollingsmedicijnen heten non-vitamine K orale anticoagulantia (NOAC). NOAC's blokkeren één specifiek onderdeel van de bloedstolling en zorgen zo voor een verlaging van de kans op trombose. Ze worden gebruikt ter voorkoming van trombose na knie- en heupvervangende operaties, bij trombose en hartritmestoornissen.

Deze antistollingsmedicijnen hebben voor- en nadelen. Het belangrijkste voordeel voor gebruikers is dat controle door de trombosedienst niet meer nodig is. Een nadeel is dat het middel niet aan iedere cliënt kan worden voorgeschreven. Als u meer wilt weten over NOAC's, kunt u met uw vragen bij ons terecht. Uiteindelijk zal uw huisarts of specialist eventueel een NOAC voorschrijven.

Welke NOAC's zijn er?
  • Dabigatran (Pradaxa)
  • Rivaroxaban (Xarelto)
  • Apixaban (Eliquis)
  • Edoxaban (Lixiana)

Bij het gebruik van een NOAC hoeft u niet te worden gemonitord door de trombosedienst.
U kunt prima uw leven leiden met antistollingsmedicatie, zoals acenocoumarol en fenprocoumon. Wel zult u soms uw levensstijl enigszins moeten aanpassen.

Voeding
De werking van acenocoumarol en fenprocoumon berust op de onderdrukking van vitamine K. De medicijnen creëren een kunstmatig tekort aan. Uw voeding kan invloed hebben op de hoeveelheid vitamine K in het lichaam. Via voedsel krijgt u namelijk de meeste vitamine K binnen.

Groene groenten zijn de grootste leverancier van vitamine K. Hoe groener de groente, zoals spinazie, broccoli en boerenkool, hoe meer vitamine K erin zit. Verder zit er ook vitamine K in kwark en kaas. Gelukkig hoeft u de vitamine K-rijke voeding niet te mijden. Groene groenten zijn gezond en uw lichaam neemt slechts 10% van de aangeboden vitamine K uit groenten op. Bij een gevarieerd en normaal voedingspatroon zijn de invloeden van de dagelijkse maaltijden op de INR-bloedwaarde zeer klein.

U moet voorzichtig zijn met stoffen die de lever belasten, zoals alcoholhoudende dranken. Alcohol wordt in de lever afgebroken. Wanneer de lever daarmee bezig is, kan deze het antistollingsmiddel minder snel afbreken. Hierdoor gaat het middel sterker werken dan de bedoeling is. Dit leidt tot schommelingen in de INR-waarde en een hogere kans op bloedingen. U kunt best één of twee glaasjes per keer drinken.

Als u een dieet wilt volgen, bespreek dit dan van tevoren met de trombosedienst. De nieuwe samenstelling van uw eetpatroon kan de vitamine K-balans verstoren. Wanneer u voedingssupplementen wilt gebruiken of er juist mee wilt stoppen, moet u dit aan de trombosedienst doorgeven. U kunt wel vitaminepreparaten gebruiken zonder vitamine K. Vertel ook aan de trombosedienst als u start met drinkvoeding of sondevoeding. In deze voeding zit vitamine K. Het kan zijn dat daardoor uw INR-waarde daalt en de dosering van uw antistollingsmedicijn moet worden aangepast.

Als u door dieet, ziekte of operatie veel gewicht verliest, heeft dit ook invloed op uw antistollingsmedicatie. U kan vaker een INR-controle nodig hebben om de hoeveelheid medicijnen aan te passen aan de nieuwe situatie.

Vakantie
Antistollingsmedicijnen zijn geen belemmering voor een leuke vakantie. Overleg voor u op vakantie gaat wel met uw arts en de trombosedienst. Het kan zijn dat er (extra) controles op uw vakantieadres nodig zijn.

Als u weet wanneer u op vakantie gaat, wilt u dat dan doorgeven bij de eerstvolgende controle? Dan zorgen wij voor een doseringskalender - meestal in de taal van de bestemming - waarop staat uitgelegd waarom u antistollingsmiddelen slikt. Ook vindt u hier uw laatste drie stollingswaarden. Als u zich op uw vakantiebestemming moet laten controleren, kunt u deze brief tonen.

Wij proberen u voor de gehele vakantieperiode een dosering te geven, zodat u zich niet op uw vakantie hoeft te laten controleren. Is dit niet mogelijk, dan staat op de doseringskalender vermeld dat u zich elders moet laten controleren.

In Nederland zijn veel trombosediensten. Maar in het buitenland zijn niet altijd trombosediensten aanwezig. Wel bestaat in vrijwel alle ziekenhuizen in het buitenland de mogelijkheid uw INR-waarde te laten bepalen. Onderzoek daarom vóór uw vertrek waar de ziekenhuizen zijn in de buurt van uw vakantieadres. Het laboratorium van zo’n ziekenhuis kan uw INR-waarde bepalen. Daarna kunt u deze doorgeven aan uw trombosedienst. U krijgt dan van uw eigen trombosedienst advies over het doseringsschema.

Wanneer u langer dan zes maanden antistollingsmedicijnen moet gebruiken, komt u in aanmerking voor zelfmeten. Dit betekent dat u zelf uw INR-waarde kunt bepalen. Vooral tijdens uw vakantie kan dit heel praktisch zijn. Overleg met onze trombosedienst of zelf meten voor u mogelijk is.

Gaat u naar een land met een ander klimaat of met andere eet- en drinkgewoontes? Dan kan dat gevolgen hebben voor uw stollingswaarde. Ook als u ziek wordt tijdens uw vakantie kan uw dosering ontregeld raken. Het is dan belangrijk een controle te laten doen. Darminfecties met ernstige diarree kunnen uw INR-waarde behoorlijk beïnvloeden. Wanneer de diarree langer dan twee dagen duurt, moet u sowieso uw INR-waarde laten controleren.

Voor een aantal landen zijn vaccinaties en malariapillen nodig. Wij raden u aan om altijd reisadvies in te winnen bij een tropen vaccinatiecentrum (GGD, Travel Clinic) of bij uw huisarts. Geef altijd aan dat u antistollingsmedicijnen gebruikt. Wilt u ook met de trombosedienst overleggen als u malariapillen moet gaan innemen? U krijgt dan namelijk advies over een eventuele aanpassing van de dosering.

Heeft u bijzondere activiteiten gepland tijdens uw vakantie? Overleg ook dan eerst met uw trombosedienst. Zo kan een langdurig verblijf boven de 3.000 meter de behandeling nadelig beïnvloeden. Ook raden we u af om te gaan duiken. Al op vijf meter diepte loopt u het risico op oog- en oorbloedingen. Voor meer informatie kunt u onze vakantiefolder downloaden.

Zwangerschap
Trombose hoeft een zwangerschap niet in de weg te staan. Maar u moet zich wel goed laten informeren. Antistollingsmedicijnen zoals fenprocoumon en acenocoumarol kunnen namelijk schadelijk zijn als u deze tijdens de zwangerschap gebruikt. Het risico op aangeboren afwijkingen bij uw kind is het grootst in de eerste drie maanden van de zwangerschap. Het is daarom beter om tijdens uw zwangerschap heparinespuitjes te gebruiken.

Houdt u rekening met het volgende:
  • Is de kans aanwezig dat u bij de start van de antistollingsbehandeling zwanger bent? Meldt u dit dan direct bij uw arts én bij de trombosedienst.
  • Heeft uw arts antistollingsmiddelen voor kortdurend gebruik voorgeschreven? Dan is het beter dat u in deze periode niet zwanger raakt. De trombosedienst raadt aan voor betrouwbare anticonceptie te zorgen.

Wilt u zwanger worden terwijl u antistollingsmedicijnen gebruikt? Neem dan zo snel mogelijk contact op met uw arts en de trombosedienst. Samen met u zoeken we naar een oplossing. Wordt u zwanger terwijl u antistollingsmedicijnen gebruikt? Neem dan zo snel mogelijk contact op met uw arts en de trombosedienst. Het gebruik van acenocoumarol of fenprocoumon wordt dan stopgezet. Waarschijnlijk krijgt u het advies om tijdens uw zwangerschap heparinespuitjes te gebruiken. Als het gebruik van acenocoumarol of fenprocoumon toch noodzakelijk blijkt, moet u dit goed overleggen met uw arts.

Op het moment dat u antistollingsmedicijnen gebruikt, is het verstandig om niet zwanger te worden. Het is van belang om goed te overleggen met uw arts over anticonceptie en een eventuele zwangerschap.

Stress
Of stress invloed heeft op het effect van uw antistollingsbehandeling is moeilijk te onderzoeken. In de praktijk zien we dat de INR-waarde van mensen die acenocoumarol of fenprocoumon gebruiken vaak stijgt bij stresssituaties. Mogelijk zorgen stresshormonen voor een verstoring van de lever- en/of darmfunctie. Dit kan effect hebben op uw antistollingsbehandeling.
Als u een vitamine K antagonist zoals Acenocoumarol of Fenprocoumon gebruikt, moet u regelmatig uw bloed laten controleren. In het bloed wordt uw stollingswaarde, oftewel INR-waarde gemeten. Dit is de International Normalized Ratio: een maat om overal ter wereld op gelijke manier de stollingswaarde van het bloed weer te geven. Het geeft aan hoeveel langzamer het bloed stolt in vergelijking met iemand zonder antistollingsmiddelen. Hoe hoger de INR-waarde, hoe langzamer het bloed stolt. Hoe lager de INR-waarde, hoe sneller het bloed stolt.

Therapeutische waarde
Voor de juiste balans van antistolling in uw bloed, stelt uw huisarts of specialist de optimale waardes voor de INR-waarde vast, bijvoorbeeld 2,0 - 3,0 of 2,5 - 3,5. Dit heet een therapeutisch gebied. U vindt dit ook op uw doseerbrief. Het zijn de waardes van antistolling waartussen uw INR-waarde bij voorkeur ligt. De trombosedienst helpt om uw INR-waarde binnen dit gebied te houden. Ook bewaakt de trombosedienst de hóógte van het therapeutische gebied. Soms overleggen wij hierover met uw huisarts of specialist. Vooral bij Acenocoumarol kan de INR-waarde soms schommelen. Voor die schommelingen kunnen tal van oorzaken zijn, zoals:
  • Vergeten van de medicijnen; als de Acenocoumarol een dagje wordt overgeslagen, zakt de INR-waarde snel waardoor de bescherming
    tegen stolsels afneemt.
  • Verschillende ziekten kunnen de INR beïnvloeden, waardoor de INR omhoog of omlaag kan gaan. Vooral infecties met koorts, diarree,
    ziekten van de lever, galwegen of schildklier kunnen veel invloed hebben.
  • Een buikgriep of uitdroging tijdens vakantie kan ook de INR veranderen.
  • Alle ziekten die uw conditie beïnvloeden, kunnen ook uw INR-waarde veranderen.
  • Andere medicijnen naast de Acenocoumarol of Fenprocoumon kunnen ook invloed uitoefenen.
  • Onregelmatig en veel gebruik van alcoholische dranken doet de INR schommelen. Er kan ook een zeldzame aanleg zijn waardoor de INR schommelt.

Is er bij u sprake van één of meer van bovenstaande omstandigheden? En/of schommelt uw INR-waarde sterk? Neem dan altijd contact op met de trombosedienst. Samen kunnen we zoeken naar de oorzaak voor de schommeling en daarop inspelen. Helaas blijkt het niet altijd mogelijk om bij schommelende INR-waarden een goede verklaring te vinden.
Wanneer uw specialist of huisarts u heeft aangemeld bij de trombosedienst nemen wij contact met u op om een intakegesprek in te plannen. Dat kan bij u thuis of op een van onze locaties. Een bloedafnamemedewerker van Saltro vertelt wat begeleiding door de trombosedienst inhoudt. Ook neemt hij of zij voor het eerst bloed bij u af via een vingerprik wat ter plekke onderzocht wordt.

Na het intakegesprek
Op basis van de uitslag besluit onze trombosedienst hoeveel tabletjes u de komende periode moet gebruiken. Ook bepalen we wanneer u weer opnieuw geprikt moet worden. De dosering en de nieuwe datum voor de volgende bloedafname leggen we vast in de zogenaamde ‘doseerkalender'. Deze ontvangt u thuis per post en/of per mail .

Trombosepas
Saltro Trombosedienst werkt met een persoonlijke trombosepas voor elke cliënt. U ontvangt uw pas per post binnen een week na het intakegesprek. Op deze pas staan alle gegevens die de Saltro-medewerker nodig heeft om u te kunnen prikken. Zorg er daarom voor dat u voor de vingerprik altijd uw pas én het bovenste deel van uw doseerkalender bij u heeft. De medewerker scant uw pas en stuurt uw bloedwaarde en overige relevante informatie digitaal door naar ons doseersysteem.

Trombosepas verloren?
Vraag een nieuwe pas bij ons aan via telefoonnummer 030 - 288 70 00. U ontvangt de nieuwe pas binnen drie werkdagen per post.

Controle van uw INR
Omdat uw huisarts of specialist u om medische redenen antistollingsmedicatie heeft voorgeschreven en u deze medicijnen voor korte of langere tijd gaat gebruiken controleert de trombosedienst uw INR waarde. De bepaling van uw INR vindt plaats via een vingerprik.

De rol van de trombosedienst
Om te voorkomen dat er bloedingen of juist stolsels ontstaan, is het belangrijk dat uw medicatie goed is afgesteld. Uw bloedwaarden kunnen iedere dag anders zijn, bijvoorbeeld door voeding, alcoholgebruik, sporten of andere medicijnen. Het is dus belangrijk dat uw bloedwaarden regelmatig gecontroleerd worden en de dosering van uw medicatie eventueel wordt aangepast. De trombosedienst helpt u daarbij!
Sommige medicijnen zijn van invloed op uw bloedstolling of uw antistollingsmedicijn. Dit geldt voor medicijnen die u op recept krijgt voorgeschreven, maar ook voor medicijnen die u zelf koopt in drogist of apotheek. Wanneer u nieuwe medicijnen gaat gebruiken, moet u dit altijd melden aan de trombosedienst. U krijgt dan eventueel een eerdere afspraak. Ook kunt u een aanpassing krijgen in de dosering van uw antistollingsmedicijn.

Bij gebruik van de volgende medicijnen neemt u eerst contact op met de trombosedienst:
  • Aspirine en meer dan 100 milligram acetylsalicyzuur bevattende medicijnen;
  • Pijnstiller waar ibuprofen, diclofenac of naproxen in zit (zoals Nurofen, Advil, Brufen, Voltaren, Aleve);
  • Sint Janskruid;
  • Voedingssupplementen en multivitaminen met vitamine K;
  • Davitamon D + K;
  • Homeopathische middelen met vitamine K of waarvan de bijsluiter vermeldt dat de stolling beïnvloed wordt;
  • Miconazol (Daktarin), bijvoorbeeld bij zwemmerseczeem;
  • Medicatie die u via internet bestelt.

Deze medicijnen kunt u gebruiken zonder overleg met de trombosedienst:
  • Paracetamol (maximaal 6 x 500 milligram per dag)
  • (Huis)middelen, homeopatische middelen, voedingssupplementen en middelen die bij de drogist verkrijgbaar zijn, op voorwaarde dat ze geen vitamine K bevatten.

De trombosedienst wordt graag op de hoogte gehouden van het gebruik (en stoppen) van alle medicijnen. U geeft dus ook medicijngebruik door dat geen invloed heeft. Als u start of stopt met medicijnen is dit vaak naar aanleiding van een gebeurtenis, zoals ziekte, koorts of pijn. Deze gebeurtenis kan ook invloed hebben op uw bloedstollingswaarde. Ook kan zo een eventuele onbekende, nieuwe invloed worden ontdekt.
Het zelf meten van uw stollingswaarden of INR-waarden, heeft een aantal voordelen. Zo hoeft u niet meer naar onze priklocaties te komen. U bepaalt zélf welk moment van de dag u het beste uitkomt. Ook hoeft u geen maatregelen te treffen als u op vakantie gaat. Met behulp van de CoaguChek meet u heel eenvoudig uw stollingswaarde. Met een vingerprik neemt u een druppel bloed af, dit plaatst u op een strip dat u in het apparaat stopt. Daarna kunt u uw stollingswaarde (INR) aflezen in het scherm.

Als u zelf uw stollingswaarden meet, krijgt u toegang tot uw eigen online dossier. Via het Digitaal Logboek geeft u de stollingswaarden door die u zelf gemeten heeft. U ziet hier precies hoeveel tabletjes u in moet nemen. Het Digitaal Logboek gebruikt u ook om relevante informatie aan ons door te geven, bijvoorbeeld als u ziek bent of een operatie moet ondergaan. Indien u niet in staat bent om met de computer te werken dan kunt u uw INR ook telefonisch aan ons doorgeven. Wij zetten deze dan voor u in uw dossier.

Via het Digitaal Logboek kijkt de trombosedienst altijd met u mee. Bij afwijkingen nemen wij contact met u op. Ook al prikt u zelf, u staat er nooit alleen voor. Tijdens de cursussen zelf meten leggen wij uit hoe het Digitaal Logboek werkt en krijgt u een handleiding. Minimaal één keer per jaar komt u bij ons op controle.

De voordelen van zelf meten
Als u zelf meet, leert u met een vingerprik uw stollingswaarden bepalen. U hoeft dan niet langer naar de priklocatie van de trombosedienst. U bepaalt zélf waar en op welk tijdstip u uw stollingswaarde wilt meten. Bijvoorbeeld thuis, op uw werk of zelfs tijdens uw vakantie. Door zelf te meten krijgt u bovendien meer inzicht in uw aandoening. Dat helpt u beter met de situatie om te gaan.

Controleafspraak
Als u zelf meet, komt u minimaal één keer per jaar bij ons voor een controleafspraak. Als de trombosedienst het nodig vindt, komt u vaker langs. Tijdens de controleafspraak wordt uw priktechniek gecontroleerd. Ook checken wij of uw CoaguChek nog optimaal werkt. Deze controleafspraken vinden plaats op onze locaties in Bilthoven, Houten, Maarssen, Nieuwegein, Wijk bij Duurstede en Utrecht.

Aanmelden
Wilt u zich aanmelden voor de cursus zelfmeten? Vul dan het aanmeldformulier in.
U kunt direct zelf uit een aantal groepscursusdata kiezen.

Tropaz tips
  • De tijd tussen de INR metingen is maximaal 6 weken
  • Indien het goed gaat met uw INR mag het volgende INR meetmoment steeds met een week verlengt worden tot een maximum van zes weken, Dit geldt echter niet voor patiënten met kunstkleppen.
  • Bij het invoeren van de INR moet u de gemeten INR nogmaals invoeren ter bevestiging
  • Bij het aantal gebruikte strips voert u de het aantal teststrips in die u gebruikt heeft om de INR te meten met uw Coaguchek
  • In de kalender staan onder de dosering bij "INR" uw laatst bekende INR waarde bij de datum van de laatst uitgevoerde meting. Het groene vakje geeft aan wanneer u weer moet prikken.
Het goed instellen van uw antistolling gebeurt aan de hand van uw bloedwaarde. Door de dosering van uw medicijnen hierop aan te passen kun u goed ingesteld worden. Een aantal factoren kunnen de instelling negatief beïnvloeden. Het is belangrijk dat u dan contact met ons opneemt.

Wilt u ons zo spoedig mogelijk informeren:
  • bij bloed in urine, ontlasting, braaksel of bij het hoesten. Waarschuw dan ook uw huisarts!
  • bij zwarte ontlasting. Waarschuw ook de huisarts!
  • bij een vermoeden van trombose;
  • bij blauwe plekken groter dan 10 cm of bij veel blauwe plekken;
  • bij koorts boven de 39 graden gedurende meer dan 2 dagen;
  • bij ernstige diarree of meer dan 3 keer per dag braken;
  • bij braken binnen een kwartier na inname van de tabletten.
  • wanneer de anti-stollingsmedicatie niet volgens de doseerkalender is ingenomen;
  • op het moment dat u zwanger bent of zwanger wilt worden.

Wilt u onze trombosedienst ruim van te voren te informeren:
  • als u een ander antistollingsmedicijn voorgeschreven krijgt;
  • bij veranderingen in medicijngebruik (zowel starten als stoppen);
  • bij een poliklinische ingreep, hartcatheterisatie of cardioversie;
  • bij opname/dagopname in het ziekenhuis. Geef de datum door, de naam van het ziekenhuis, de ingreep en of u op advies van uw specialist moet stoppen met het gebruik van uw anti-stollingsmedicatie;
  • bij een ingreep door een tandarts of kaakchirurg. Geef de datum door en de naam van de specialist;
  • bij een bezoek aan de mondhygiëniste. U hoeft alleen de datum door te geven;
  • bij vaccinaties of injecties in spier of gewricht, inclusief naam en hoeveelheid van de te injecteren vloeistof;
  • bij een wijziging van uw adres, telefoonnummer, ziektekostenverzekering, huisarts, of apotheek;
  • bij een wijziging in de dosering van anti-stollingsmiddelen op advies van anderen dan Saltro (bijvoorbeeld door uw huisarts, het ziekenhuis of tijdens uw vakantie).

Wilt u onze trombosedienst ook informeren over:
  • ziektes: koorts, infecties en diarree, schildklieraandoeningen, leveraandoeningen, kanker en hartfalen;
  • aanpassingen in uw eetpatroon zoals een dieet;
  • bijvoeding zoals pakjes drinkvoeding;
  • vakanties in binnenland of buitenland.

Vakantie binnenland
Ook tijdens de vakantie kan het soms nodig zijn uw INR-waarde te laten controleren. U kunt daarvoor bij alle trombosediensten terecht. U krijgt van ons een “vakantie-doseerbrief” met meer informatie zodat u altijd geholpen kan worden.

Vakantie buitenland
Bij het reizen naar het buitenland is de medische voorbereiding belangrijk. In de Europese landen kunt u meestal terecht bij ziekenhuizen en laboratoria voor het bepalen van de INR-waarde. Buiten Europa kan het wat lastiger zijn. Als u op tijd uw vakantie doorgeeft, krijgt u een doseerkalender in de taal van het vakantieland, met de doseringen, de reden van antistolling en de laatste INR waarden.

Voor een aantal landen zijn vaccinaties en malariapillen nodig. Wij raden u aan om uw reisadvies in te winnen bij een tropen vaccinatiecentrum ( GGD,Travel Clinic) of bij uw huisarts. Geef altijd aan dat u bloedverdunners gebruikt. Wilt u met onze trombosedienst overleggen wanneer u malariapillen krijgt voorgeschreven? U krijgt dan namelijk advies over een eventuele aanpassing van de dosering.

Informeer uw huisarts, tandarts, mondhygiënist of specialist
Als u anti-stollingsmedicatie gebruikt is het in aan te raden dit te melden aan uw zorgverlener, bijvoorbeeld uw huisarts, tandarts, mondhygiënist of specialist.
Wilt u dat in ieder geval doen:
  • wanneer er andere medicijnen worden voorgeschreven;
  • bij elke opname in het ziekenhuis;
  • bij een operatie of een andere (poli)klinische ingreep;
  • bij het laten trekken van tanden of kiezen.
Voor cliënten van de trombosedienst is regelmatig bloedonderzoek nodig voor de INR-bloedwaarde. Daarna ontvangt u advies over het aantal in te nemen tabletjes. Of u prikt en/of doseert zelf onder onze begeleiding. Met deze diensten zijn uiteraard ook kosten gemoeid.

De trombosezorg die wij verlenen valt onder de basisverzekering en wordt vergoed door uw zorgverzekeraar. U betaalt wel zelf het eigen risico. Wat trombosezorg precies kost, hangt van verschillende factoren af. Dat maakt het soms best ingewikkeld. We vinden het belangrijk dat u zo goed mogelijk geïnformeerd bent. Hieronder vindt u dan ook informatie over de verschillende kostenfactoren en het eigen risico.

De kosten zijn afhankelijk van de soort dienst die u afneemt
De trombosedienst van Saltro biedt verschillende diensten aan. U kunt de bloedafname laten uitvoeren door Saltro. Of u kiest er voor om zelf de bloedafname te doen door middel van zelfmeten. Als u gebruik maakt van thuiszorg of in een instelling verblijft, dan is het ook mogelijk dat de verzorging of verpleging bij u bloed afneemt, met ondersteuning van Saltro. De kosten van deze verschillende diensten variëren.

De wijze waarop kosten worden doorberekend verschilt per afgenomen dienst. Er is niet alleen verschil in de kosten van de diensten maar ook in de wijze waarop de kosten worden doorberekend:
Voor bloedafname door Saltro betaalt u per afname.
Voor bloedafname door u zelf of de verzorging/verpleging betaalt u een vast bedrag per maand. Het maakt daarbij niet uit hoe vaak u geprikt wordt.

De kosten zijn afhankelijk van afspraken die uw zorgverzekeraar met Saltro heeft gemaakt
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt vast wat de zorg in Nederland mag kosten. Zij geven daarvoor vaste tarieven af. Dit noemen we NZa-tarieven. Zorg mag nooit méér kosten dan de NZa-tarieven. Uw zorgverzekeraar mag wel korting bedingen op de vastgestelde tarieven. Daarvoor maakt iedere zorgverzekeraar apart afspraken. Daarom kunnen de kosten tussen verschillende trombosediensten variëren.

De kosten zijn afhankelijk van de zorgverzekeraar bij wie u verzekerd bent
Het kan zijn dat de ene cliënt soms iets meer of minder betaalt dan de andere cliënt. Dit komt omdat ze bij verschillende zorgverzekeraars zijn verzekerd. Dat klinkt misschien raar, maar dat is hoe wij in Nederland de zorg hebben ingericht.

Het eigen risico wat u betaalt
Welke dienst u ook van de trombosedienst gebruikt, u betaalt altijd eerst uw eigen risico. In 2019 bedraagt dit minimaal €385,- per jaar. Dit betekent dat u zorgkosten tot €385,- zelf moet betalen. De kosten die boven deze €385,- komen, betaalt uw zorgverzekeraar. Als u met uw zorgverzekeraar afspraken gemaakt heeft over een hoger eigen risico, dan moet u meer betalen totdat uw eigen risico is voldaan. Klik hier voor de tarieven.

Wilt u precies uw trombosekosten weten, dan kunt u het beste bij uw eigen zorgverzekeraar informeren.