Atriumfibrilleren (boezemfibrilleren) is een veelvoorkomende hartritmestoornis. Het hartritme is hierbij onregelmatig en soms te snel. Atriumfibrilleren is op zichzelf niet direct levensbedreigend en er is (nog) geen sprake van trombose. Maar als het atriumfibrilleren voortduurt of steeds terugkomt, kan dit leiden tot een vertraagde bloedstroom in het hart. Hierdoor wordt de kans op stolselvorming groter. Ook kan de voortdurende belasting van het hart leiden tot hartfalen of een hartspieraandoening.
Sommige mensen merken niets van atriumfibrilleren. Anderen kunnen klachten ervaren, zoals hartbonken, transpireren en duizeligheid. Soms heeft iemand alleen een onprettig of onrustig gevoel. De hartritmestoornis is op een hartfilmpje zichtbaar te maken. Vaak doet een cardioloog nader onderzoek om te kijken of het atriumfibrilleren kan worden behandeld.
Complicaties bij atriumfibrilleren
Wanneer er stolsels in het hart ontstaan, kunnen deze worden meegevoerd naar de hersenen. Atriumfibrilleren zonder antistollingsbehandeling kan zo tot een herseninfarct leiden. Daarom worden vaak levenslang antistollingsmedicijnen voorgeschreven. Ook bij ritmestoornissen van het hart door andere oorzaken kunnen antistollingsmedicijnen noodzakelijk zijn.
Wanneer treedt atriumfibrilleren op?
Naarmate men ouder wordt, komt atriumfibrilleren vaker voor. Door een haperende elektrische aansturing is de werking van de hartboezems en hartkamers niet goed op elkaar afgestemd. Dit leidt tot een onregelmatige en soms snelle hartslag. Dit kan tijdelijk, maar ook blijvend zijn.